We boden onze gast aan om een vorkje mee te prikken omdat we dachten dat hij wat aanspraak wel kon gebruiken – hij reisde alleen. ‘Heel graag,’ zei hij. Maar hij maakte het niet te laat want hij had een heleboel werk te doen deze avond.
‘Was hij hier voor zijn werk dan?’
Niet zoals wij het interpreteerden. Hij wilde de avond gebruiken om zijn naslagwerken in te zien. Als fervent vogelaar wist hij dat hij op onze eilanden wad- en zeevogels, steltlopers en zangvogels kon spotten - en het verschil wist hij ook wel. Maar het ging hem om de krenten uit de pap.
Hij had zijn zinnen gezet op de blauwe kiekendief. Hun broedseizoen liep nu ten einde dus als we hem konden duiden waar hij de meeste kans maakte om in de buurt van een nest te komen…
Wij keken elkaar aan en moesten bekennen dat we hem het antwoord schuldig moesten blijven. We konden hem wel een ontbijtpakket meegeven voor onderweg als hij vroeg op pad wilde. En een fiets konden we ook voor hem klaarzetten. Maar van vogels wisten we bitter weinig.
De avond daarna vroegen we of hij succes had gehad. Lachend keek hij ons aan.
‘Vogels spotten is een kwestie van een lange adem. Misschien heb ik morgen meer geluk. Als ik er een spot zal ik jullie inseinen. Er zijn namelijk mensen die een blauwe kiekendief aanzien voor een duif en dat zou afschuwelijk zijn!’