Haar moeder was in deze regio opgegroeid en om die te gedenken kwam ze eens per jaar een weekje in ons huisje logeren. De eerste jaren in haar eentje en daarna met haar hondje. In de tijd die ze hier doorbracht bezocht ze alle familie die nog in leven was, bracht ze een bezoek aan de kerk om bij Maria een kaarsje voor haar moeder te branden en ging ze met een bos bloemen naar het kerkhof om bij elk graf van een verwante een bloemetje te brengen.
We vonden het een prachtig ritueel en zagen elk jaar uit naar haar komst omdat ze in de loop der tijd meer was geworden dan zo maar een gast.
Vorig jaar stond ze op een dag onaangekondigd voor onze deur. Ze was naar de begrafenis van de jongste zus van haar moeder geweest en ze had zich daar best verloren gevoeld, vertelde ze ons. Want wat haar duidelijk was geworden is dat ze hier eigenlijk nergens meer bij hoorde. Wat haar hier telkens naartoe bracht was een zoektocht naar wat al lang niet meer gevonden kon worden.
Deze dag had haar daarom ook duidelijk gemaakt dat ze misschien maar een einde moest maken aan de jarenlange traditie om hier eens per jaar een week naartoe te komen.
Zij werd de enige gast om wie ik een traantje wegpinkte bij het afscheid. Want ook voor ons was dit het einde aan een hele lange en betekenisvolle traditie.