Elk jaar met Hemelvaart denk ik weer terug aan deze bijzondere gasten. Het was een jong stel met twee kinderen. Zij allebei dertigers, de kinderen in de leeftijd van zo halverwege de basisschool, zo schatte ik. ‘Jonge ouders,’ dacht ik nog even tijdens de kennismaking. Omdat ze het hele lange weekend bleven - en het weer fantastisch was - vroegen we hem en haar voor een wijntje op ons terras de derde avond. ‘Graag,’ was het antwoord. We zeiden dat hun kinderen uiteraard welkom waren, maar ze kwamen zonder uiteindelijk. Ze wisten niet precies of ze er goed aan hadden gedaan, maar ze hadden het oké gevonden dat de kinderen televisie bleven kijken in het huisje. Met chips en cola, zei zij er nog wat plompverloren achteraan.
Na een paar wijntjes begon zij te vertellen. Dat de kinderen niet hun kinderen waren, maar de kinderen van haar zus en haar zwager. Een half jaar geleden waren die verongelukt. Na de geboorte van de kinderen hadden ze haar officieel gevraagd als voogd voor het onwaarschijnlijke geval dat… maar dat onwaarschijnlijke was waarheid geworden en opeens was ze nu moeder van haar twee nichtjes en haar vriend, hoe moest ze het noemen, stiefvader?
Wij vielen even stil bij zoveel openhartigheid en hun verhaal zou ons nog tijden bezighouden. Zouden ze het redden? Hij met haar, zij met haar nichtjes en zij als gezin, met z’n viertjes?
Na driekwart jaar kwam er een mail. Of het Hemelvaartweekend nog vrij was. Ze hadden zulke fijne herinneringen aan hun verblijf dat ze wel weer wilden komen. Met z’n vieren inderdaad. Het ging hen goed!