Ze waren voor de tweede keer, deze gasten. ‘Want vorige zomer was het één groot feest dat naar méér smaakte!’ Ze bleven toen een week. Arriveerden met z’n tweetjes – de vader en moeder van het gezin – waarna een zoon een paar dagen aanhaakte en werd ‘afgelost’ door de dochter met haar vriend. Afgelopen Hemelvaart waren ze terug. De ene zoon kwam langs met vriendin, de andere zoon die vorig jaar verstek moest laten gaan omdat hij net vader was geworden, nu met vrouw en baby.
En dan was er nog de dochter. Die wilde, hoewel er genoeg bedden zijn, oh zo graag haar tentje opzetten in de boomgaard omdat kamperen haar lust en haar leven is. Of we daar bezwaar tegen hadden? Welnee, want die boomgaard is groot zat. En of we het vervelend vonden als de vader zijn verjaardag hier zou vieren, in diezelfde boomgaard, want hij tikte een kroonjaar aan, dus kon dit jaar onmogelijk overslaan.
Vijftien mensen waren komen aanwaaien. Allemaal in de zon in de boomgaard. Wij vroegen ons af wie er nou meer zat te genieten, zij of wij. Want wij worden hier zo vreselijk blij van! ‘Volgend jaar weer,’ beloofde de vader bij het afscheid.
We kijken er alvast naar uit. En ook naar de zoete inval die ze ongetwijfeld weer meebrengen.