De doodlefabriek


Gepubliceerd op: 20/03/2023

Deze gasten kwamen voor een afspraak met een labradoodlefokker een paar dorpen verderop en hadden er meteen een weekend van gemaakt. Ze arriveerden op donderdagavond. Hun afspraak was de vrijdag erna in de namiddag. Toen ze terugkwamen van hun intake bood ik ze een glas wijn in het lentezonnetje aan. ‘Heel graag,’ zeiden ze. Ik hoefde niet eens te vragen hoe het was verlopen. Mevrouw zei dat er amper vragen waren gesteld. Alsof het de eigenaren bar weinig kon schelen waar hun puppy’s straks terechtkwamen. Ze hadden wel honderd euro moeten neertellen om op de wachtlijst te komen. Als het even meezat zouden ze over een jaar in aanmerking komen voor een pup. De pups waren niet aan te slepen namelijk, zo populair was dit ras tegenwoordig. De vier ‘kraamkamers’ in de bijkeuken waren vrijwel altijd bezet, dus konden ze nagaan.

Toen ik zei dat deze fokkerij in de buurt de bijnaam ‘doodlefabriek’ had, schrokken ze.

Een half jaar later kwam er een mail van deze gasten. Of ze welkom waren met hun hondje. Het was geen labradoodle geworden, maar een pup van zes maanden die naarstig op zoek was geweest naar het spreekwoordelijke gouden mandje. Ze wilden nog eens terugkomen omdat ze de vorige keer te zeer in beslag genomen waren door het doodleverhaal en bang waren dat ze daardoor te weinig hadden genoten.

Behalve de fles wijn en de fruitmand die ik altijd klaarzet om onze gasten welkom te heten, legde ik er nu ook een hondenbotje naast.