‘Een dijk van een burn out’ had hem doen besluiten twee weken te boeken. Hij moest naar buiten, had de dokter gezegd. De natuur in en de stilte opzoeken. Eigenlijk precies datgene waar hij als ‘stadsmens pur sang’ een diepgewortelde hekel aan had. Maar hij zat zo níet goed in zijn vel dat hij er alles voor over had om zich beter te gaan voelen.
Ik was in de tuin aan het werk toen hij arriveerde. Daar kon je me nu elk vrij uurtje vinden, want er was zoals in elk voorjaar, gruwelijk veel te doen. Ik waste mijn handen, bood hem wat te drinken aan en wees hem zijn kamer, maar ik was amper terug in de tuin toen hij bij me kwam staan. ‘Veel werk zeker?’ vroeg hij. ‘Heel veel werk,’ zei ik. Ik leidde hem rond en begon te vertellen over onkruid wieden, nieuwe aanplant, heggen scheren, grasmaaien. Hij wilde wel helpen, zei hij. Een beetje met zijn ‘poten in de aarde’ zou geen kwaad kunnen. Onkruid wieden, leek hem wel wat.
Een half uur later stond hij zachtjes neuriënd te schoffelen alsof hij nooit anders gedaan had. Het verbaasde hem zelf nog het meest dat hij dit leuk vond, zei hij. ‘Eindelijk rust in mijn kop.’ Nu hij de smaak te pakken had was hij niet meer te stuiten. De volgende dag vroeg hij al aan het ontbijt of ik er bezwaar tegen had als hij weer met de schoffel aan de gang zou gaan. Dat had ik niet. In tegendeel.
Als blijk van waardering zou ik wel graag voor het eten zorgen, zei ik. ‘Werelddeal!’ Na een week vroeg ik hoe hij zich voelde. ‘Geloof het of niet, maar ik slaap al twee nachten door. Dat is me de laatste jaren geen enkele nacht meer gelukt.’